Title: Atriumfibrilleren en antistolling www.medifarm.nl > Medifarmcursussen > Atriumfibrilleren en antistolling > powerpointpresentatie > openen
1Atriumfibrilleren en antistolling
www.medifarm.nl gt Medifarmcursussen gt
Atriumfibrilleren en antistolling gt
powerpointpresentatie gt openen
2Ritme van een gezond hart
3Hart met atriumfibrilleren
4Classificatie van atriumfibrilleren - I
- Eerste aanval van atriumfibrilleren
- de aandoening is niet eerder bij de patiënt
vastgesteld - bij kortdurend (lt 48 uur) atriumfibrilleren gaat
meer - dan de helft spontaan over in sinusritme
- het kan bij een enkele aanval blijven, vooral als
er - sprake is van een uitlokkende factor zoals een
- infectieziekte het kan ook de eerste
manifestatie van - paroxismaal atriumfibrilleren of het begin van
- persisterend atriumfibrilleren zijn
- http//nhg.artsennet.nl gt NHG-Standaarden gt
Tractus circulatorius gt Atriumfibrilleren
5Classificatie van atriumfibrilleren - II
- Paroxismaal atriumfibrilleren
- aanvallen die niet langer dan zeven dagen bestaan
- aanvallen kunnen overdag ontstaan, b.v. door
inspanning, - ook juist s nachts na stress of postprandiaal
- strikt genomen is er bij iedere tweede
manifestatie van - atriumfibrilleren sprake van paroxismaal
atriumfibrilleren - wanneer een recidief evident wordt geprovoceerd
door - omstandigheden, zoals koorts, is het beleid toch
gelijk - aan dat bij een eerste aanval.
6Classificatie van atriumfibrilleren - III
- Persisterend atriumfibrilleren de aandoening
bestaat - langer dan zeven dagen.
- Permanent atriumfibrilleren de aandoening
bestaat - langer dan zeven dagen en de ritmestoornis wordt
- geaccepteerd. Er wordt geen poging tot
- cardioversie (meer) ondernomen.
- Wanneer bij een patiënt voor het eerst
atriumfibrilleren wordt vastgesteld - en geen duidelijk begin kan worden aangegeven,
wordt aangenomen dat - het langer bestaat dan 48 uur.
7Epidemiologie
- de prevalentie in de totale populatie bedraagt
0,5 - bij 25 tot 45 jaar is de prevalentie 0,04
- bij 75 jaar en ouder loopt deze op tot ongeveer
4,5 - ruim de helft van de patiënten met
atriumfibrilleren is - ouder dan 75 jaar.
- uit populatieonderzoek blijkt dat 25 tot 35 van
de - patiënten met atriumfibrilleren niet als zodanig
- bekend is bij de huisarts
8Risicofactoren voor het optreden van
atriumfibrilleren
- vaak irreversibele risicofactoren zijn
hypertensie, - hartfalen, hartklepafwijkingen, diabetes
mellitus - ischemische hartziekten, hartchirurgie
- anemie, (acuut fors) alcoholgebruik, koffie,
drugs, - geneesmiddelen (bètasympaticomimetica,
levothyroxine) - koorts, hyperthyreoïdie, een bepaalde mate van
fysieke - inspanning of psychische stress
- in deze situaties kan atriumfibrilleren overgaan
in een normaal sinusritme na wegneming van de
uitlokkende factor - geen causale pathologie lone atrial fibrillation
9Klachten - diagnose
- De meeste patiënten voelen hartkloppingen.
- Ze zijn snel moe of ervaren een vermindering van
- hun inspanningsvermogen belemmering voor werk.
- De huisarts stelt de diagnose op grond van een
ECG. - De diagnose paroxismaal atriumfibrilleren wordt
- gesteld op grond van een ECG tijdens een aanval
OF - op grond van een Holter-registratie OF onderzoek
- met een eventrecorder.
- Cardiologie diagnose met een 12-kanaals-ECG.
10Mogelijke gevolgen van atriumfibrilleren - I
- bij een eerste manifestatie van atriumfibrilleren
is het - risico gedurende de eerste 48 uur niet verhoogd
- ook lt 60 jaar met lone atrial fibrillation is het
risico op - trombo-embolische complicaties niet hoger
- atriumfibrilleren langer dan 48 uur geeft circa
vijfmaal - zo hoog risico op trombo-embolische complicaties
- hiervan krijgt circa 70 een ischemisch CVA
- soms acute arteriële afsluiting van een been of
darmen - patiënten met atriumfibrilleren leven korter
11Mogelijke gevolgen van atriumfibrilleren - II
- patiënten met paroxismaal atriumfibrilleren lopen
een - even hoog risico als patiënten met persisterend
of - permanent atriumfibrilleren
- het risico op een CVA zonder antitrombotische
- behandeling loopt op van circa 1 per jaar bij
patiënten - lt 60 jaar zonder risicofactoren, tot gt 12 bij gt
75 jaar - met meerdere risicofactoren en 23 bij gt 80 jaar
- een patiënt heeft tijdens en in de eerste vier
weken na - cardioversie nog een verhoogd risico op trombo-
- embolische complicaties
12Beleid door de huisarts NHG - I
- Atriumfibrilleren lt 48 uur en patiënt lt 65 jaar
direct - naar een cardioloog cardioversie is dan vaak
succesvol - en kan zonder antistolling plaatsvinden.
- Atriumfibrilleren gt 48 uur en patiënt lt 65 jaar,
- verwijzen naar een cardioloog.
- Allen gt 65 jaar zelf behandelen afhankelijk van
- comorbiditeit.
- Onderliggende pathologie behandelen (anemie,
hyperthyreoïdie) - CHADS2-score bepalen
13CHADS2-score en CHA2DS2VASc-score
- CHADS2 CHA2 DS2VASc
- C congestive heart failure 1 punt 1 punt
- H hypertension 1 punt 1 punt
- A age 75 jaar 1 punt 2 punten
- D diabetes mellitus 1 punt 1 punt
- S stroke CVA of TIA 2 punten 2 punten
- V vascular disease 1 punt
- A age 65-74 1 punt
- S sex category (vrouwelijk) 1 punt
- NTvG 2011155(29)1283-4. myocardinfarct,
perifeer arterieel vaatlijden
14Beleid door de huisarts NHG - II
- Klepafwijking of CHADS2-score 2 hoog risico
op trombo- - embolie ( 4 per jr) coumarinederivaat (INR
2-3) - CHADS2-score 1 acetylsalicylzuur 80 mg
- Antistolling vergroot de kans op bloedingen,
maar de - voordelen zijn groter dan de nadelen.
- Bloedingscomplicaties van coumarines zijn
vergelijkbaar met - die van acetylsalicylzuur.
- Bloedingen vooral tijdens de eerste
gebruiksmaanden. - Jaarlijks risico op trombo-embolie beoordelen.
- reumatische mitralisklepstenose
zelfmanagement/zelfmeting minder
trombo-embolie en mortaliteit dan behandeling
door trombosedienst NTvG 2011155(32)1412-3. - NTvG 2010154(41)1885. PW 2010145(45)21.
15HAS-BLED
- Bleeding risk score voor coumarinetherapie
- H hypertension (gt 160 mmHg) 1 punt
- A abnormal renal or liver function 1 of 2
punten - S stroke 1 punt
- B bleeding 1 punt
- L labile INR 1 punt
- E elderly ouder dan 65 jaar 1 punt
- D drugs or alcohol 1 of 2 punten
- Score 3 betekent hoog risico op bloedingen
- trombocytenaggregatieremmers, NSAIDs
16Beleid door de huisarts NHG - III
- Een aantal patiënten wordt nu door de huisarts
behandeld - met coumarinederivaten, terwijl daar volgens de
thans - gevolgde risicostratificatie geen indicatie voor
bestaat. - Het gaat daarbij om patiënten tussen 65 en 75
jaar met - één van de volgende bijkomende aandoeningen
- hypertensie, diabetes mellitus, hartfalen en om
patiënten - met een coronaire hartziekte.
- Men kan overwegen tijdens de jaarlijkse evaluatie
de - antitrombotische medicatie aan te passen.
17Europese richtlijn voor behandeling van
atriumfibrilleren - www.nvvc.nl gt richtlijnen
18Nieuwe ontwikkelingen ter CVA-preventie bij
atriumfibrilleren
- Dabigatran, selectieve reversibele trombineremmer
- - 2 dd 150 mg betere reductie trombo-embolieën
dan - warfarine, evenveel kans op majeure
bloedingen, - kleinere kans op intracraniële bloedingen
- - 2 dd 110 mg gelijkwaardig aan warfarine en
kleinere - kans op majeure bloedingen en intracraniële
bloedingen - Rivaroxaban, een Xa-antagonist, gelijkwaardig aan
- warfarine, gelijk aantal majeure bloedingen,
maar minder - intracraniële bloedingen nog niet geregistreerd
- NTvG 2010154(36)1664-5. NTvG 2011(155(4)
166-70. Hart Bull 201142(2) trombose.
19Herstel sinusritme versus verlaging
ventrikelfrequentie I
- Op pathofysiologische gronden wordt verondersteld
dat - patiënten met atriumfibrilleren baat hebben bij
cardioversie. - Onderzoeken maken duidelijk dat (herhaalde)
cardioversie - geen verbetering geeft qua symptomen en prognose
in - vergelijking met verlagen van de
ventrikelfrequentie. - Na medicamenteuze of elektrische cardioversie is
vaak - onderhoudstherapie met antiarrhythmica nodig om
de - kans op terugval in atriumfibrilleren te
verkleinen. - Gebu 200842(10)92. NHG-Standaard.
20Herstel sinusritme versus verlaging
ventrikelfrequentie - II
- Ondanks antiarrhythmica is de recidiefkans groot
één - jaar na elektrische cardioversie is het
percentage - patiënten met sinusritme slechts 30 tot 50.
- Bovendien veroorzaakt de medicatie vaak
bijwerkingen - en is potentieel aritmogeen m.n. ventriculaire
aritmie. - Op basis van deze gegevens wordt cardioversie in
het - algemeen niet aanbevolen, behalve als
noodbehandeling, - wanneer klachten daartoe aanleiding geven, en
bij - patiënten jonger dan 65 jaar.
- NHG-Standaard
21Chemische cardioversie - I
- Herstel sinusritme
- - flecaïnide (tabletten, infusie) generiek,
Tambocor - - ibutilide (infusie) Corvert
- - vernakalant (infusie) Brinavess
- Ik gebruik zelf flecaïnide 200 mg. Boven de 75
kg is het - 300 mg. Geen slow release preparaat zijn.
- Ook belangrijk dat de expiratiedatum van de
tabletten - ruim is, omdat je met weinig tabletten lang doet
als het - goed is.
- Met lege maag is het sinusritme dan snel terug,
bij mij - meestal 75 minuten. Als het sinusritme er weer
is, - moet je achter elkaar veel plassen.
22Chemische cardioversie - II
- Onderhoudsmedicatie - ritmecontrole
- - amiodaron Cordarone
- - dysopyramide Ritmoforine
- - flecaïnide Tambocor
- - kinidine Kinidine
- - propafenon Rytmonorm
- - sotalol Sotacor
- Auteur C.C.E. Brodie-Meijer (www.fto.nu)
23Verlagen van de ventrikelfrequentie - NHG
- Doel 70-90/min in rust lt 110/min bij geringe
inspanning - 1. metoprololsuccinaat 1 dd 50-200 mg retard
- 2. liever diltiazem dan verapamil 120 tot 360 mg
- 3. voeg digoxine toe bij onvoldoende daling en
maximale - dosering van de bètablokker of de
calciumantagonist - 4. geef bij (het vermoeden van) hartfalen
digoxine - eenmalig 0,75 mg, vanaf de volgende dag 0,25 mg
- Bij een verhoogd risico op toxiciteit (arbitrair
gt 70 jaar, GFR lt 60 ml/min/1.73m2, - gewicht arbitrair lt 55 kg) oplaaddosering 3 dd
0,125 mg, daarna 1 dd 0,125 mg. - NTvG 2010154(19)891 in rust lt 110/min is laag
genoeg.
24Plaatjesaggregatieremmers
- Acetylsalicylzuur 80-100 mg
- Acetylsalicylzuur 80 mg dipyridamol 2 dd 200
mg - insluipen na CVA of TIA beter dan alleen
acetylsalicylzuur - Clopidogrel, grote interindividuele
variabiliteit - 1 maand (BMS) tot 1 jaar (DES)
- Prasugrel, betere remming maar verhoogd
- bloedingsrisico bij TIA, CVA, gt 75 jaar, lt 60
kg niet - bij myocardinfarct en diabetes
- Ticagrelor, snellere remming maar dyspnoe en
aritmieën - PW 2010145(21)28-9. PW 2011146(21)29. HW
201154(10)530-4. - Hart Bull 201142(3)54. Pw
2011146(5)26-9. Pharm Sel 201127(6)51-5.
25Plaatjesaggregatieremming
26Aangrijpingspunten
Clopidogrel
ADP
ADP
CollagenThrombinTxA2
GP IIb/IIIa
Activation
Fibrinogeen- receptor
COX
TxA2
ASA
COXcyclo-oxygenase, ADPadenosine diphosphate,
TxA2thromboxane A2
Schafer AI. Am J Med 1996101199209
27Targets for novel antithrombotic agents in the
coagulation cascade1
Vitamin K antagonist Tecarfarin (Ph II
completed)2
Tissue factor/VIIa
IX
X
Indirect factor Xa inhibitors Idraparinux (Ph
III terminated)3 SSR 126517 (withdrawn 2009)4
VIIIa
IXa
Va
Direct factor Xa inhibitors Apixaban (Ph III
ongoing)5,6 Rivaroxaban (Ph III
ongoing)7 Edoxaban (Ph III ongoing)8 Betrixaban
(Ph II ongoing)9
Xa
AT
Thrombin
II
Direct thrombin inhibitor Dabigatran etexilate10
Fibrin
Fibrinogen
AT antithrombin Ph Phase
1. Adapted from Turpie AG. Eur Heart J
20082915565 2. Ellis DJ et al. Circulation
200922120102935 3. Bousser MG et al. Lancet
200837131521 4. NCT00580216 available at
www.ClinicalTrials.gov accessed Sept 09 5.
Lopes RD et al. Am Heart J 20101593319 6.
Eikelboom JW et al. Am Heart J 201015934853
7. ROCKET-AF Study Investigators. Am Heart J
201015934047 8. NCT00781391 available at
www.ClinicalTrials.gov accessed Sept 09 9.
NCT00742859 available at www.ClinicalTrials.gov
accessed Sept 09 10. Connolly SJ et al. N Engl J
Med 2009361113951
27
28Direct thrombin inhibitors (DTIs) block both
circulating and clot-bound thrombin
Thrombin generation
Anti-thrombin
DTIs dabigatran etexilate
Heparin
Conversion of fibrinogen to fibrin
Amplification
DTIs dabigatran etexilate
Clot-bound thrombin
28
Adapted from Eikelboom J et al. J Am Coll Cardiol
20034170S8S
29Andere antistolling
- LMWH laagmoleculairgewichtheparine beter dan
- heparine geen duidelijke onderlinge verschillen
LMWH - starten met LMWH bij diepe veneuze trombose of
- longembolie daarnaast coumarines 3-6 maanden
- ongefractioneerde heparine nog bij PCI (percutane
- coronaire interventie)
- coumarines acetylsalicylzuur bij
atriumfibrilleren - klepprothese, bypass met occlusie- of
amputatierisico (been) - fondaparinux (Arixtra) remmer factor X
- CBO-richtlijn Veneuze trombo-embolie (2009)
30Stollingsremmers
- Dibagatran etexilaat (Pradaxa) selectieve
trombineremmer - Rivaroxaban (Xarelto), selectieve remmer factor
Xa - Apixaban (Eliquis) (24/5/2011 geregistreerd),
idem - Alle drie geregistreerd ter preventie van
veneuze trombo- - embolie na een electieve totale heup- of
knieoperatie. - Dabigatran ook voor CVA-preventie bij
atriumfibrilleren - - eenvoudige toediening, vaste dosering, geringe
interactie, - ontbreken noodzaak controle antistollingsniveau
- - belangrijkste bijwerking bloedingen
- - geen specifiek antidotum wel korte
halfwaardetijd - NTvG 2008153(16)773-7. NTvG 2009153(16)773-7.
NTvG 2011155(4)166-70. NEJM aug 2011.